Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Taalonderwijs vraagt een rijke leeromgeving

Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies   

Janson, D. (2018). Taalonderwijs vraagt een rijke leeromgeving.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/taalonderwijs-rijke-leeromgeving.php
Geplaatst op 29 november 2018
taalonderwijs met rijke leeromgeving

Bij het gebruik van taal gaat het altijd om de betekenis van dat taalgebruik. Om ervoor te zorgen dat kinderen steeds betere taalgebruikers kunnen worden, moet het in het taalonderwijs ook draaien om de betekenis van de taal die kinderen gebruiken. Of het nu gaat om lezen of schrijven, om spreken of luisteren, om presenteren of debatteren, steeds is er een betekenisvolle aanleiding nodig om te kunnen ervaren waardoor dat taalgebruik nog beter of effectiever kan.

In de wereld buiten de school leren we altijd doordat er een aanleiding is. We ervaren een ‘probleem’, we zijn nieuwsgierig, willen iets weten of kunnen, horen ervaringen van anderen, moeten ons redden in nieuwe situaties en ga zo maar door. Zo hebben we ook onze taal geleerd. Woorden hadden betekenis in een bepaalde context. Ze werden herhaald en gevarieerd en zo ontstonden redenen om ze zelf ook te gaan gebruiken.

Op school is dat niet anders. Om leren uit te lokken moeten de kinderen ervaringen opdoen en zo merken dat iets weten of kunnen heel handig is. Verwondering wekken en nieuwsgierig maken zijn aanleidingen voor kinderen om actief te worden en in die lerende stand te komen. Het prettige is dat kinderen op school al voorkennis hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld al praten. Ze kennen woorden, ze kennen situaties waarin woorden een specifieke betekenis hebben. Dit maakt het mogelijk om op school daarop aan te sluiten. Dit is een andere benadering dan te doen alsof leerlingen blanco zijn en ze zo onzeker te maken over hun eigen competenties.


Voorbeeld
In taalmethoden staan allerlei oefeningen met werkwoorden. Leerlingen moeten dan bijvoorbeeld werkwoorden gaan vervoegen, alsof ze de variatie in vormen als loop, loopt en lopen nog niet kennen en geen idee hebben wanneer ze die moeten gebruiken. In hun spreektaal gebruiken de meeste leerlingen die woorden al lang op de juiste manier. Door dit te presenteren als ‘oefening’ suggereer je dat ze dit nog moeten leren en daarmee dat hun voorkennis er niet toe doet.


Door open vragen te stellen en leerlingen aan het denken te zetten over de door hen gebruikte woorden en zinnen, kunnen ze zich bewust worden van patronen in de taal of van de effectiviteit van bepaalde woorden in een specifieke context. Taalbeschouwing blijkt een belangrijke voorwaarde voor het verbeteren en uitbouwen van taalvaardigheid. Dit vraagt echter wel een bruikbare aanleiding. Die aanleiding moet aan de taal betekenis geven, zodat de leerlingen herkennen wat de functie is van woorden, zinnen en teksten in die context. Pas dan lukt het om over die taal na te denken, variaties uit te proberen en eigen vaardigheden op dat punt te versterken. Het doel is dan nooit het kunnen maken van een invullesje. Leren moet niet gericht zijn op dat soort kortetermijneffecten, maar op meer duurzame effecten. Die bereiken we door leerlingen te laten ervaren hoe zij hun taal kunnen gebruiken en hoe ze dat gebruik kunnen versterken of verbeteren.

Culturele en maatschappelijke thema’s en de verbinding met de wereld buiten de school die daarbij hoort, bieden volop kansen om taalonderwijs betekenisvol en aantrekkelijk te maken.

Dat is niet alleen ‘leuk’, maar bovenal effectief, doordat de leerlingen daardoor sterke verbindingen in hun brein kunnen opbouwen. Dankzij de neurowetenschappen weten we immers dat leren leidt tot sterke(re) verbindingen, maar dat het daarbij ook gaat om effectieve verbindingen. Effectief is in dit verband het benutten en versterken van samenhang tussen kennisgebieden en met de al aanwezige voorkennis.

Dit lukt alleen als de samenhang ervaren wordt doordat een betekenisvolle context de reden is om taal te gebruiken. Daarbinnen moeten de leerlingen allemaal een actieve rol kunnen spelen. Instructies en oefensituaties kunnen dan daaruit voortkomen en steeds weer gericht zijn op de toepassing daarvan binnen die context. Dit betekent dat oefeningen niet doodlopen in een antwoordenboekje en dat kinderen ervaren dat ze niet oefenen voor een toets, maar voor het gebruiken van die taalvaardigheid. Dit maakt dat taalactiviteiten niet apart staan in taallessen, maar onderdeel kunnen zijn van het projectwerk. Taal leren doen ze dan door taal te gebruiken binnen projectactiviteiten, maar over taal leren kan dan in aparte momenten waarin dat taalgebruik als het ware onder een vergrootglas komt te liggen.


Voorbeelden    

Elk project is verbonden met woorden die nodig zijn om over dat onderwerp te praten of te lezen. Uitbreiding en verdieping van de woordenschat vloeit daardoor voort uit de onderwerpen die hierin aan de orde zijn. Bij de introductie en verkenning van het thema zullen dergelijke woorden worden verzameld als belangrijke woorden. Binnen die context krijgen ze dan betekenis. Dit betekent dat de leerlingen dan zelf kunnen nagaan welke woorden of betekenissen van woorden zij nog bewust moeten oefenen omdat ze die nog niet vlot herkennen. Vervolgens kunnen de leerlingen de woorden zelf in zinsverband gaan gebruiken in mondelinge en schriftelijke taalgebruiksituaties die voortvloeien uit zo’n project.  

Om informatie te verzamelen en achtergronden te weten te komen zal er het een en ander opgezocht worden. Dit betekent onder andere het nodige leeswerk. Dat kunnen informatieve teksten zijn, maar ook verhalende teksten die spelen binnen een thema uit het project. Om informatie te verzamelen zullen leerlingen zich bewust moeten zijn van hun opzoekvraag. Die moet dan leiden tot een doelgerichte manier van omgaan met teksten. Dat is dan een goede aanleiding om met die leerlingen stil te staan wat dan handig en effectief is. Hoe zoek je en hoe ga je om met wat je vindt?

Doordat het geen opdracht uit een methode is, maar voortvloeit uit hun eigen vragen, zal het voor die leerlingen eenvoudiger zijn te bedenken wat in zo’n geval het beste werkt. Ook het reflecteren op die ervaring en gemaakte keuzes lukt dan beter, doordat ze het nut kunnen ervaren. Wat bekend staat als ‘strategieën voor begrijpend lezen’ blijken, door over de eigen aanpak te laten nadenken en variaties te laten uitproberen, in grote lijnen een vanzelfsprekende manier van omgaan met teksten te worden. Lessen begrijpend lezen met een losstaande methode blijken dan niet meer nodig.


Wie zo de mogelijkheden van de Jeelo-projecten wil benutten, maar nog gewend is taalonderwijs te geven volgens aparte methoden, zal even moeten wennen aan een andere rol.

Als leraar krijg je weer zelf de regie en dat stelt je in staat te zorgen dat het onderwijs aansluit bij de behoeften en talenten van je leerlingen. Het lijkt misschien veel meer tijd te kosten, maar in werkelijkheid blijk je veel efficiënter met de beschikbare tijd om te gaan. De leerlingen doen immers alleen wat ze nodig hebben en wat functioneel is binnen het projectthema. Ze maken geen lesjes omdat die toevallig in de methode staan en ze hoeven geen lesuur vol te maken als ze wat eerder klaar zijn dan anderen.

Werken aan de thema’s van een project en aan de daarmee verbonden competenties, loopt een aantal weken gewoon door. Oefenmomenten en bespreek- of instructiemomenten kun je zelf inpassen voor de leerlingen die daar baat bij hebben. Presentaties en exposities, excursies en bezoekers kunnen dan weer aan de hele groep een impuls geven.

Wie meer wil weten over hoe zo’n aanpak van taalonderwijs inhoud en vorm kan krijgen, verwijs ik naar het boek Uitdagend en functioneel taalonderwijs en naar het webinar en de bijeenkomsten die Jeelo hierover organiseert. 

Het boek "Uitdagend en functioneel taalonderwijs" van Dolf Janson kan hier besteld worden.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.